Witte zakdoek
Met twee collega’s mag ik naar de eeuwige stad. Voor hen is daar werk aan de winkel. Ik ga voor spek en bonen. Heerlijk. Eenmaal in Rome aangekomen komt ons ter ore dat de bisschop die tegenwoordig aan de Friezenkerk verbonden is, daar iedere ochtend de mis opdraagt. Zeven dagen in de week. Meestal alleen. We besluiten hem die ochtend te vergezellen. Hij kijkt op van zijn stille werk en zegt:
‘Iedere morgen loop ik van mijn huis naar deze kerk en beklim ik de hoge buitentrap. Daar liggen altijd zwervers. Ik ben Sinterklaas niet, maar kan deze mensen ook onmogelijk voorbij lopen. Met die kwestie worstel ik dag en nacht. Dat is mijn enige taak nog.’
Een voltreffer. De tranen lopen over mijn wangen. De bisschop oogt kwetsbaar als hij de mis opdraagt. Als ik kniel om zijn zegen te ontvangen merk ik dat ik probeer mijn gevoel te verbergen. Maar waarom? Vreemd dat ik me geneer voor mijn ontroering. En ik niet alleen. In onze samenleving lijkt slechts plaats voor sentiment: die makkelijk te bespelen laag van de mens waarin we van onszelf wegraken en ons laten meeslepen door gruwelijke of vertederende verhalen.
Ontroering brengt ons juist thuis. Naar het klokhuis van onze ziel. Wegpinken is nergens meer voor nodig. Ik zwaai met m’n witte zakdoek en geef me over. Zwaait u terug?