Verholen
Mijn rijpe concertvriend is inmiddels achtentachtig. Hij houdt net zoveel van muziek als ik. De laatste tijd neuriet hij soms iets uit een opera van Donizetti. Una furtiva lagrima. Hij weet zelf niet waarom. Hij noemt het ‘Daseinsfreude’. Levensvreugde hier en nu. ‘Ein gesunder, bis zum Übermut gesteigerter Daseinsfreude.’
Met die prachtig weemoedige melodie van Donizetti in m’n keel fiets ik over de hei naar het werk. Op het bordje aan het begin van het fietspad staat te lezen dat je met een grote boog om ze heen moet fietsen. Maar dat kan nu even niet, want een hele kudde verspert mijn weg. Aan weerszijden van het fietspad zijn struiken. Ik stap af. De machtige dieren met hun priemende hoorns verroeren geen vin, maar staren me nieuwsgierig aan. Schotse Hooglanders. Ook al heb ik geen idee wat wijsheid is, het gadeslaan van deze onverstoorbare wezens maakt een weldadige sensatie in me wakker.
Plots hoor ik geritsel. Ik vermoed dat er wandelaars aankomen, maar ontmoet de grote ogen van een hert dat met z’n enorme gewei nieuwsgierig op de Hooglanders en mij afkomt. Ik houd m’n adem in. Het hert blijft een tijdje staan, kijkt van mij naar de roodbruine runderen en weer terug, draait zich dan kalm om en schrijdt weg. Daseinsfreude. Er glijdt iets langs m’n koude ochtendwang.
Una furtiva lagrima. Een verholen traan.