Rompertje
Wat hangt het daar toch teder en verleidelijk aan dat hangertje. Het gaat nog niet zo ver dat ik het koop, maar in het voorbijgaan streel ik het steels. Een badstoffen rompertje. Het woord alleen al. Je zou het elk kind in een voederbak gunnen. Zoals je ook menigeen op de zachtheid van een pasgeboren baby zou willen trakteren. Merkwaardig hoe in een helverlicht warenhuis bij een stukje stof, de weerloosheid van het kerstverhaal door me heen zakt. Het zal aan Bach liggen dat de tranen me hoog zitten. Zonet nog hoorde ik zijn motet ‘Komm, Jesu ,komm!’ De zangers van Leipzig noemden het zingen van dit intens moeilijke stuk der saure Weg. Niet te doen. Bijna niet. Want het wordt al eeuwen schitterend vertolkt. In deze onaards meesterlijke muziek smeken stemmen om de oneindige tederheid van die mensenzoon. Kom dan. Kom maar. Verzacht ons. Laat ons weer mens worden zoals we bedoeld zijn. Van badstof. Van sterrenstof. De verkoopster ziet mijn strelende hand en vraagt of het een jongen of een meisje is. Ik vraag haar welke ze het mooiste vindt. Ze wijst op een witte en pakt het al voor me in. Ik laat me overromperen. Maar dat is geen woord. In deze dagen laat ik alles maar gebeuren. Kennelijk maakt mijn innerlijke kraamkamer zich gereed. De tijd voor tederheid breekt spoedig aan.