Reservebankje
Stiekem zit ik me te verkneukelen. Ik had nu in het sporthok hiernaast moeten zweten. Inplaats daarvan staat een atletische man mijn nek en schouders te masseren. Zowel op sneeuw als op water ging hij op voor het WK. Geen idee waar ik hem aan verdiend heb. Hij wel. Hij doet gewoon zijn werk. Wegens rugklachten ben ik in deze praktijk beland. Een fysio-collega van hem vond dat ik mijn achterkant moet sterken in de sportschool. Eén keer geprobeerd. Kleintjes beken ik de bink achter mij dat ik mezelf de komend onafzienbare tijd niet met opgewekt gemoed zie zweten tussen al die presterende lijven. Hij glimlacht: ‘Groot gelijk heb je. Ik moet er ook niet aan denken!’ Sorry? Al m’n kinderveronderstellingen komen boven; over gymles en dwingelandij en je aan andermans regels moeten houden. ‘Aangetoond is dat je je levensduur exact verlengt met de tijd die je al sportend doorbrengt. Als je er zo’n hekel hebt als jij lijkt me dat geen winst’, zegt mijn masseur. We lachen. Terwijl hij mijn nek kneedt neem ik zijn les in ontvangst: laat dat waar je je hele leven al tegenop ziet varen en doe waar je voor bedoeld bent. In mijn geval is dat genieten. Pas dan kun je een zegen zijn voor anderen. Ik kijk voorzichtig op en zie in zijn ogen dat het waar is.