Poreus
Het zijn poreuze tijden. Wie kent ze niet. Je voelt de poriën in het woord poreus. Momenteel kan de buitenwereld op platvoeten zonder enige belemmering mijn binnenland betreden. Ooit kende ik een buitengewoon poreuze jongen die op zwerfkeien zelfbedachte tegeltjeswijsheden schilderde: ‘Wat zich niet verweren kan, daar maken ze liefde van.’ Ook hij is al overleden. Net als nu mijn dierbare vriend. Gelukkig heb ik net als zovelen een degelijke opvoeding genoten zodat ik op de brandstof van pure discipline m’n werk kan doen. Altijd handig. Toch beweegt er iets onder die tucht. In het licht van de eeuwigheid worden zogenaamd gewichtige zaken minder belangrijk of afgrijselijk dan vaak wordt beweerd. ‘Is dat dan erg?’ ligt op het puntje van m’n tong. Ook hoor ik scherper. In ‘ik snap je niet’ zit eerder een oordeel dan de innige wens bijgelicht te worden. Ooit had ik een baas die daar z’n terugkerende mantra van had gemaakt: ‘Ik snap het niet, ik wist het niet.’ Onveiliger kun je als leidinggevende je werkvloer niet maken. In zo’n beruchte poreuze overmoedige bui vroeg ik: ‘Als je het steeds niet begrijpt, zou deze functie dan te hoog gegrepen voor je zijn?’ Of ik nog eens langskwam…. Rouwen is beslist niet ongevaarlijk. Zeker niet als je binnenland als een rivier de buitenwereld in begint te lopen. Maar, is dat dan erg?