Platteland
Vanwege een grote liefde die meedeelde in de hoofdstad oud te willen worden, ging ik er ook wonen. Mensen kijken was onze gezamenlijke liefhebberij. Door drukte ziet men elkaar slechts als hobbelige obstakels, zo stelden wij vast. ‘Wat wil ik van het leven?’, die vraag leek op ieders gezicht af te lezen. De collectieve ambitie en onrust infecteerde iedereen. Ook al verlangde ik naar nabijheid, ik moest me wel afsluiten. In die tijd wist ik nog niet dat een te hoge verkeersdrempel de weg zelf is. In de hoofdstad werd ik voor gek verklaard dat ik naar een dorp verhuisde. Omdat daar geen wandelende obstakels meer waren, kwam er ruimte om in te zien dat ook ik een hinderpaal aan boord had. Ik zat het leven dwars en hoefde alleen maar uit de weg te gaan. Zo ontstond de vraag: ‘Wat wil het leven van mij?’ Nabijheid vond ik in de eenvoud van het dorp. Nu dwaal ik ergens op het platteland. Wat een ruimte. De hemel komt hier bijna naar beneden. Zal ik hier gaan wonen? Een vrouw in de buurtwinkel raadt het af. ‘Ze zijn hier veel te gesloten!’ Meteen constateren we lachend dat ze juist open is. Spontane ontmoeting tussen zomaar twee vrouwen die geen doel en de tijd hebben. Hoe meer we uit de weg gaan, hoe meer we tevoorschijn komen.