Pax
Hij mompelt wat, terwijl hij voorzichtig zijn gloednieuwe duivenhok openmaakt. Er wordt zacht teruggekoerd. Mijn Zeeuwse vriend heeft een witte duif gekregen. Of eigenlijk van een wisse dood gered. Voor dit dier was geen plaats in zijn thuishonk, ook al vloog het er steeds naar terug. Het moest maar worden afgemaakt. Mijn Zeeuw stak daar een stokje voor. Als hij zelf een hok wist te vinden waar de duif kon acclimatiseren, was het diertje van hem. Aldus is geschied. Ze maken kennis met elkaar, de duif en de Zeeuw. Koerend en mompelend. ‘Hoe zal ik je noemen? Doffy? Of Pax?’ Het duifje loert voorzichtig door het open deurtje van zijn nieuwe onderkomen. Kennelijk wil het best luisteren naar de naam Pax. Lekker compact. De zeven gaven van de Heilige Geest zijn tenslotte teveel om op te noemen: Wijsheid, Inzicht, Raad, Sterkte, Vroomheid, Liefde, Eerbied voor God. Pfff. Zo blíjf je roepen, als je duifs’ zegen nodig hebt.
De Zeeuw ziet de aarzeling van zijn nieuwe vriend. Zacht spreekt hij hem toe:
‘Het is tijd om je luikje open te gooien. Net als de apostelen tijdens het Pinksterfeest. Dat staat in het bijbelboek Handelingen. Na de bange periode waarin ze zich verschuilden, durfden ze zich eindelijk te laten zien.’ Het duifje koert zacht.
‘Ga waarheen je wil, Pax. En daal af en toe op me neer.’