Opleiding
In de Verwonderingsboshut verschijnt een man bij wie ik onmiddellijk voel dat het een spannend gesprek gaat worden. Want hij is open, niets verwachtend en op z’n gemak. We kunnen samen op reis, niet wetend waarheen. Dat is wat ik het liefste doe. We zien wel, anders kijken we wel. De tekst die hij meebrengt is kort en hevig: ‘Amo volo ut sis. Ik heb lief, ik wil dat jij bent.’ Ik hou hoe dan ook van je. Amo volo ut sis. Die zin suggereert dat er onvoorwaardelijke liefde bestaat. Mijn gast vertelt over zijn levensloop, hoe hij door onverwachte situaties steeds wordt uitgedaagd zichzelf te onderzoeken met die ene zin in zijn achterzak. Kunnen we de ander laten zijn zoals die is, ook als die niet aan onze voorwaarden voldoet? Gunnen we onze geliefde diens eigen proces, ook als het ons pijn doet? Mijn reisgenoot dacht lang van niet. Ook hij had zijn grensjes. Totdat een geliefde het lef had om echt tevoorschijn te komen. Dit ben ik. Wie ben jij? Dat dwong hem tot zelfaanvaarding. Hij werd bevriend met zichzelf, liet alle aangeleerde aannames varen en ging op onontgonnen pad. Ik dacht dat ik mijn avontuurlijke opleiding aan de hogeschool van de liefde tamelijk alleen volgde, maar die veronderstelling blijkt al te voorbarig. Niets verwachtend, alles aanvaardend komt de liefde van alle kanten.