Ophaalbrug
Graag struin ik door het Gooische lover. De afwisseling van hei, bos, water en akkertjes verrast me elke dag. De natuur staat op uitbarsten en die speelse schoonheid inspireert me tot de vraag: wat heb ik te verliezen? Een heleboel, moeten veel Gooigenoten denken. Hun villa’s zijn gevangen achter hoge hekken met camera’s. Daar moet heel wat te halen zijn, is toch het eerste wat in de voorbijganger opkomt. Laat mij een bordje met verboden toegang zien en ik wil erlangs. Wat zou er eerder zijn, het hek of de inbreker? De ophaalbrug of de oorlog? Mijn vroegere geliefde liet zijn pand in hartje Amsterdam drastisch verbouwen. Toen in de avond de hele voorgevel eruit lag wilde hij gewoon naar bed. Niemand zou geloven dat het open pand niet bewaakt werd, zo beweerde deze immer opgeruimde man. Hij kreeg gelijk. Insluipers konden hun ogen kennelijk niet geloven. De hele inboedel stond er ’s ochtends nog. Iemand had er zelfs een krukje bijgezet. Je vraagt je na zo’n man af of ook onze innerlijke ophaalbrug eigenlijk wel functioneel is. Denken we dat onze geslotenheid intrigerend voor de ander is? De genoemde geliefde dacht daar anders over: ‘Verlegen mensen hebben het achter hun ellebogen’, was een van z’n boude uitspraken. Dat weet ik niet, maar de vraag wat we te verliezen hebben lost op. Niets, helemaal niets.