Op handen
‘We hadden je anders moeten noemen.’ Inderdaad. Een beetje weldenkend vader had toch met één blik op z’n verse baby gezien dat er geen Annemiek in het wiegje lag te kraaien. Ik heb mezelf nooit erg annemiekerig gevonden. Tot zijn verdediging moet ik wel aanvoeren dat ik naar mijn buitengewone grootmoeder ben vernoemd. Johanna Wilhelmina. Maar haar roepnaam Jo vonden mijn ouders niet geschikt. Dus bedacht mijn vader een hippe list. Knoop de twee uiteinden van de doopnamen gewoon aan elkaar. Zo maakte hij van Anna en Mina eenvoudig Annemiek. Je moet er maar opkomen. Niemand anders doet dat. Al diverse keren boekten collega’s een dienstreisvliegticket voor me op mijn voornaam. Iedere keer moest ik bijbetalen omdat in mijn paspoort mijn doopnamen staan. Nu wil m’n vader mijn naam veranderen. Niet vanwege mijn gemaakte kosten, maar om een bijzondere vrouw in de Bijbel. Over haar worden allerlei mooie dingen gezegd, maar mijn vader wil graag dat ik bescheiden blijf, dus daar gaat het allemaal niet om. Nee, Abigaïl, een vrouw van David, blijkt Hebreeuws te zijn voor ‘vreugde van de vader’. De mare gaat dat mijn vader op z’n handen liep toen hij na een rits jongens eindelijk een dochter kreeg. Ik heb dat verhaal altijd met een zoutkorrel genomen, maar nu weet ik dat het waar is. Ik ben de vreugde van mijn vader.