Ogen
Hij wandelt door de late zomer. Ondanks zijn pet en zonnebril herken ik hem meteen. Heerlijk om hem tegen het lijf te lopen. Altijd vertelt hij wel iets waar je lichter van wordt. Dat gebeurde al toen ik een muziekstudentje was. De muziekavonden bij hem en zijn vrouw waren legendarisch. Twee fantastische pianisten. En hij had elke keer weer net iets buitengewoon wonderlijks meegemaakt. Pfff, wat hebben we daar gelachen zeg. Hij zet z’n zonnebril af. Die prachtige ogen. Ze tranen. Van ouderdom, zegt hij. Iets met die traanbuizen. Er is ook altijd wat. Dan weer een teen, nu dan die ogen. Ouder worden is niet leuk, zegt hij. Dat hij anders wel nog steeds die prachtkop heeft houd ik voor me. 'En je handen?’, vraag ik. ‘O, die doen het gelukkig nog prima. Ik studeer twee uur per dag en probeer vandaag het niveau van gisteren te halen.’ Hij is zijn hele carrière met afstand de beste klanktechnicus van de omroep geweest, maar blijft volhouden geen enkel benul van techniek te hebben. Die jongens achter die enorme mengpanelen, geen idee wat die doen. 'Ik had een aan- en uitknop en eentje om te spoelen.’ Zijn geheim? : 'Je moet mensen aankijken en ze willen begrijpen.’ Zijn ogen blijven maar tranen. Ja, hij zal naar de huisarts gaan. Zet je zonnebril maar weer op, jongen. Anders kom ik hier nooit weg. Hij doet het, grijnst en vervolgt zijn late zomerwandeling.