Lijden en liefde
Komt het door het weer? Zijn het hormonale schommelingen? Is het door de niet aflatende berichtenstroom over het lijden van mensen en dieren in die veel te grote wereld? Of is het toch de lijdenstijd die me ieder jaar weer beet neemt? Ik heb een droef gemoed.
Onze Verwonderingsgast op de morgen van Palmpasen herinnert me eraan dat wij mensen inmiddels vertrouwd zijn met de cyclus van vallen en weer opstaan. Dat geeft de burger moed. Het lijdens- en opstandingsverhaal van Jezus geeft het leven zelf weer. En de natuur helpt ons ieder jaar opnieuw. Ook nu gloort het lentelicht. Maar vóór het opstaan is er altijd eerst het vallen. Als je uiteindelijk weer overeind weet te krabbelen ben je ongetwijfeld gebutst of verbogen. De nieuwe mens met stigmata in handen en voeten. Maar overeind en herkenbaar.
Saskia van Meggelen zit tegenover me. Moedig raakbaar. Ze is in een diepe put gevallen. Haar levenstaak als praeses van de Protestantse Kerk heeft ze los moeten laten. Ze zegt het niet, maar ik zie dat er onrechtvaardigheid in het spel is. Ik voel mijn machteloze woede. Een emotie die ik inmiddels gerust een vertrouwde vriend kan noemen. Waar blijft mijn overgave? Die komt wellicht nog. Het is nog geen Goede Vrijdag. Ik denk aan de woorden in een van de Christusgedichten van Hans Andreus:
wanneer ik hem aankijk en niemand meer ben
en zo van ieder ding het begin zie en
al wat ik dacht, wist, schilfert van mij af,
dan is later nog het enige dat ik weet:
geen God heeft als hij bloed van angst gezweet
en was erger mens voor hij zich overgaf.
Wonderlijk hoe poëzie ons troosten kan. We hebben de plicht om ons met schoonheid te omringen, willen we de verschrikkingen van de wereld onder ogen kunnen zien. En we hebben verhalen nodig die ons tonen dat velen ons voorgegaan zijn. Niets menselijks is ons vreemd. Neem nou die Jezus op zijn ezeltje. Niet hoog te paard, maar wel in het zadel gehesen. De mensen juichen hem nu nog toe. Hosanna! Nog even en ze roepen met hetzelfde volume dat hij maar gemarteld en gedood moet worden. Roem is kennelijk nogal vergankelijk. De mening van de buitenwereld kan als een blad in de voorjaarsstorm omslaan. Het is maar beter daar niet afhankelijk van te worden, lijkt Jezus ons te zeggen. Maar wij zijn ook die omstanders, zo roept dit lijdensverhaal ons toe. Wíj zijn het die de ander op een voetstuk zetten en hem er vervolgens weer aftrappen.
Met Saskia van Meggelen probeer ik dit telkens terugkerende menselijke drama te onderzoeken. Zijn we in staat ons zelfvertrouwen te behouden, los van de mening van de omstanders? Een vraag die pas gesteld kan worden als je er de tijd voor neemt. Als je de stille week ten volle in durft te gaan.
Saskia heeft hele grote ogen. Ze is nu predikant in Breda. Stiekem denk ik weleens bij sommige zielenherders: ‘Zou ik die aan mijn sterfbed durven hebben?’ Nu ik Saskia aankijk zie ik dat zij met haar pijn een zegen voor haar kudde moet zijn.
Saskia laat zien dat als je je eigen verdriet respecteert en omarmt, je de ander de gelegenheid geeft om je troostend nabij te zijn. Ook op een dieper niveau zijn lijden, liefde en geluk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zonder lijden geen liefde.
De boeddhistische leraar Thich Nhat Hanh zegt: ‘Als je niet geleden hebt, als je niet het lijden van de mensen en van andere levende wezens ziet, zou je geen liefde in je hebben en evenmin begrijpen wat liefde is. Zonder lijden zouden mededogen, barmhartigheid, verdraagzaamheid en begrip niet in je opkomen. Wil je ergens leven waar geen lijden is? Als je op zo’n plek leeft, zal je evenmin liefde leren kennen. Liefde wordt uit lijden geboren. Omdat wij lijden weten we dat we elkaar liefde moeten bieden en dan wordt liefde een praktijk.’
‘Gelukkig de treurenden want zij zullen getroost worden’. Zo zegt leraar Jezus het in zijn revolutionaire Bergrede die urgenter is dan ooit. Door het lijden toe te laten worden we een liefdevoller mens. Een bron van troost. Onze Verwonderingsgast op Palmpaasmorgen is daar het vleesgeworden voorbeeld van.