Kwint
Als ik richting voortuin loop hoor ik het al. Achter het huis bevindt zich onmiskenbaar familie van me. Neven en nichten uit alle windstreken. Tijd voor een weerzien. Wonderlijk om die familietoon te herkennen, terwijl we elkaar decennia gehoord noch gezien hebben. Zingend spreken zou je het kunnen noemen. Iedere zin van ons beslaat minstens een kwint. Normaal houd ik me wat dat betreft een tikje in. Maar nu kan ik vrijuit ademen en mijn armen openen. Het is de erfenis van onze grootmoeder. We schateren om onze herinneringen aan haar. ‘Houd ik mijn hoofd zo, dan klinkt er orgel. Draai ik naar links, dan hoor ik boenkeboenkeboenk.’ Onze grootvader vreesde dat zijn toch al wonderlijke eega nu voorgoed het verstand verloren had. Maar na onderzoek bleek dat een uitsteekseltje van haar kiesvulling als radio-ontvanger was gaan dienen. Oma hoorde echt radio 4 en 3. Terwijl we na hinniken, kijk ik in het gezicht van mijn grote neef. Hij lijkt nu sprekend op een van m’n broers, die ziek is. En deze neef heeft Parkinson. Zo stoer vond ik hem altijd. Nu is hij bijna doorschijnend in zijn openheid. Ik herkende onze grondtoon, hij ziet het in onze gezichten. We zijn allemaal volstrekt uniek, en toch zo intens verbonden. Tot de jaren des onderscheids gekomen, buigen we terug naar de bron. Menswording op een familiefeestje.