Kliko
Het blijft een merkwaardig moment om de bloemen waar je een tijdje van genoten hebt in de kliko te kwakken. Ik fluister er altijd ‘bedankt’ achteraan. Is dat uit dankbaarheid of van schaamte? Want wie ben ik om te bepalen wanneer een boeket het aanzien niet meer waard is? De zonnebloemen van m’n verjaardag stralen nog steeds geel en gul de kamer in. Ze buigen nu wel hun kopje. Net als ik. Overgave hoort bij ouder worden. Bij mens worden. Zoveel heb ik nu wel in de smiezen. Maar als ook m’n zonnebloemen het door hebben, dan is buigen de bezigheid van heel de schepping. Wat een grote woorden weer. Maar toch. Gisteravond reed ik in regen en duisternis over de snelweg. Aan de overkant zag ik een man bij zijn gestrande auto staan. Waarom zijn wij niet geneigd meteen te helpen? Waarom wonen de woorden ‘niet in mijn achtertuin’ op vele lippen als het gaat om nieuwkomers? Misschien is de breekbaarheid van een naaste voor ons niet om aan te zien, omdat we die van onszelf afwijzen. We draaien ons hoofd vol weerzin weg van onze broosheid. Vandaar dat we de ander er niet bij kunnen hebben. Stel dat we onze eigen weerloosheid met liefdevolle humor zouden ontvangen, dan blijven de bloemen waarschijnlijk ook langer in de kamer. Dan maakt schrik plaats voor schoonheid.