Huubtuberculubus
Een grote baas van de omroep vertelde me bij zijn afscheid hoe hij zijn carrière had weten vol te houden. Hij was weliswaar van het harde nieuws, maar ook hij snakte weleens naar verlossing uit de waan van de dag. Tijdens te lange vergaderingen stond hij dan plots op, mompelde een gehaaste zin met één verstaanbaar woord erin, bijvoorbeeld: CNN. Met die vluchttruc wist hij al die jaren weg te komen. Respijt, geschonken gelegenheid om iets in orde te maken. Het is van alle tijden. In 1954 schreef Simon Carmiggelt een Kronkel over een gemeenteambtenaar. Deze man zei tegen een lastige klant aan zijn loket: ‘Meneer, u hebt groot gelijk. Geef ons daarentegen nog een weekje om de kwestie te epibreren.’ De klant was tevreden, ook al verzon de ambtenaar zijn werkwoord ter plekke. Carmiggelt noemde deze list ‘het verrichten van niet nader gespecificeerd werk dat heel voornaam lijkt en desondanks helemaal niets voorstelt.’ Mijn moeder heeft er ook een handje van. Broer één was een keer schoolziek en zij vond dat hij best een dagje thuis mocht blijven. Ze gaf broer twee een briefje mee: ‘Beert heeft Huubtuberculubus’. De school belde in paniek op met de vraag of het besmettelijk was. Vervolgens werd de aandoening vaker gebruikt door schoolzieke kinderen. Ik ga dit jaar vaak epibreren. Of ik vraag mijn moeder om zo’n briefje.