Holle vaten
In een volle klas ventileerde onze klassenleraar eens zijn mening over een leerlinge die die dag niet aanwezig was. ‘Hol vat’, sprak hij uit het niets. Het betrof een schoonheid van een meisje. Haar al even ravissante broers zaten ook bij ons op school. En sommige klasgenoten, geïnteresseerd in meer van zulke ongenuanceerde uitlatingen van een volwassene, noemden een voor een de namen van die jongens. Telkens sprak de man: ‘Hol vat’. Tegenwoordig zou je zo’n leraar aanklagen. Daar was toen geen sprake van, maar ik heb het altijd onthouden. Wekte de koninklijke knapheid van dit gezin zijn niet onderzochte wrevel? De woorden ‘hol vat’ heb ik vervolgens jarenlang opgevat als belediging. Zo waren ze indertijd ook bedoeld. Maar tegenwoordig ben ik het willens en wetens aan het worden. Een hol vat. Holler kan bijna niet. Hoe vaker je je hoofdkantoor verlaat, hoe stiller het daarboven wordt. De lift naar beneden nemen is in de vastentijd een mooie oefening. Al eeuwen wordt er trouwens om het holle vat gebeden: ‘Maak mij een instrument van uw vrede.’ Hoe leger je bent, hoe weldadiger de akoestiek worden wil. En, zoals een van onze komende Verwondergingsgasten zegt: ‘Zo kan het grote wereldleed ook door je heen gaan. Je hoeft het niet te dragen’. Haar woorden zijn balsem voor mijn machteloosheid bij het wereldnieuws. Holle vaten zingen het zachtst.