Haken en ogen
Vanuit het niets kwam ineens het beeld van een haaknaald in me op. Behalve op de piano heb ik nimmer iets met mijn handen gedaan. Maar nu ben ik raadselachtig spontaan gaan haken. En het effect is nogal verrassend, want de bezigheid zelf blijkt minstens zo feestelijk als het eindresultaat. Niet het dekentje van straks, maar het lusje van nu telt. Hou niet krampachtig het doel voor ogen, maar geniet onderweg. Eerst zat ik dit inzicht boven mijn koddig haakwerkje in m’n eentje te beleven, maar nu ontmoet ik iemand in de Verwondering die een vergelijkbare ervaring blijkt te hebben. Deze voorganger maakt het voor vluchtelingen mogelijk om gratis hoger onderwijs te krijgen. Wanneer hij daar rept over het Vaderhuis dat vele kamers heeft, hoort hij vaak dat men graag een kamer in Amsterdam zou bemachtigen. Gaandeweg is hij compassie-moe geworden. En vanuit het schijnbare niets vond hij een remedie tegen zijn uitputting: een camera. Als verrassend creatieve amateurfotograaf legt hij nu kleine schoonheid vast in de vorm van straatvuilnis of andere stadschatten. In het moment verblijven, daar blijkt hij enorm van op te knappen. Zijn zoontje neemt hij mee uit wandelen en leert hem te luisteren naar de stilte achter het stadsverkeer. Wonderlijk hoe ogenschijnlijke alledaagsheid wijsheid bevat. Het haakgaren in mijn hand is als een stilleven. Stil leven. Er gaat een wereld open.