Gulheid

Als een bos bloemen groot is komt deze terecht in de ‘gulle’ vaas. Het is een opvallend model met een zwierige hals. Ooit gekregen van een vriendin die een jaar verbleef in de drukbezette duiventil van mijn grote liefde en mij. Als dank voor dit asiel kwam ze met de gulle vaas op de proppen. Iedere keer als ik de extraverte bloemenkruik tevoorschijn haal springt mijn hart op. De vaas ziet er inderdaad heel royaal, zelfs scheutig uit: ‘Kom er maar in jongens!’ Geen bloem voelt zich er onwelkom in. Wat een woest aantrekkelijke eigenschap is dat toch. Ik geniet van alle uitingen van gulheid. Tijdens een digitale vergadering waar we elkaar bevroegen over mekaars werkzaamheden in coronatijd mompelde iedereen wat vage klusjes. Behalve één man. Op de vraag wat hij de hele dag uitvoerde zei hij blij: ‘Niets!’ Zo heerlijk, die gulle eerlijkheid en zorgeloze tevredenheid waarmee hij zich overgeeft aan deze ongeplande sabbatical. En nu zit ik (helaas) op gepaste on-gulle afstand van mijn beste vriend. Hij zegt dat hij met niemand zo kan lachen als met mij. De kern van onze humor vat hij samen met het woord trotzdem. In weerwil, desondanks. Vaak hebben we lol om onszelf, om de absurditeit van het bestaan. Olijk weedom doet ons veelvuldig snikken van de schater. Dat is nou een gulle man naar mijn hart.

 
   « Artikelen overzicht