Draagmuurtje
We hebben zojuist een innig geliefde vrouw begraven. Ze is collega, vriendin, dochter, echtgenote, moeder. Woorden kunnen niet meer stelpen. Dat is onwennig voor ons, protestantse woordmensen. Anders nooit om een tekstje verlegen. Zwijgend staan we rond haar man en dochter. Alsof we een menselijke omarming van levende lijven voor ze vormen. Als een muur van ontferming, zo willen we hen dragen. We horen over haar humor, haar warmte, haar aandacht. We zien de liefde van die drie mensen voor elkaar. Kind, man en vrouw. Dode vrouw. Waarom juist zij? Waarom juist nu? Dan heb je eens een goed huwelijk, krijg je dit….Waar zijn de doekjes voor het bloeden, waar liggen de sluitende theorettes en de bruikbare dogma’s? Nu hebben we alleen nog maar verdriet in de aanbieding. En liefde. We kunnen alleen nog maar draagmuurtje spelen. “Als jullie gaan, dan ga Ik met jullie mee”, zei God tegen Mozes. Als wij de ontgoocheling, de ontroering en de ontmoeting tielaten, dan pas durft God zich bij ons te voegen. En nu is het zover. Aandachtig blijven we bij dat peilloze verdriet van hen, bij dat nog open graf. De zon toont zich omfloerst. De plechtige oude bomen spreiden hun treurarmen boven ons. Liefdevolle aandacht is met ons. En God ziet dat het goed is. Hij toont zijn kwetsbare gelaat. Tijd voor koffie. Neemt U er Zelf ook een?