De rozenkrans

Inmiddels is het een jaarlijkse traditie: een rozenkrans van eikels en kastanjes maken voor het Mariakapelletje verderop. Het kruis bestaat uit scherpe bramentakjes. Ook al is hij katholiek, cabaretier en woont hij in Twente, hij voelt als mijn buurjongetje. Zijn vrouw lacht er vrolijk om. Als twee kleine kinderen rijgen we ons gebedssnoer van natuurproducten. Hij mijmert over God: 'In alles wat ontroerend, lief, kwetsbaar, mooi, zacht en krachtig is, in al die dingen zie je een glimp van God. En alles wat daaraan tegenovergesteld is, het lijden, de lelijkheid, de zinloosheid, de wreedheid, de onnodigheid van bepaalde dingen, daarin zien we wat God overkomt. Hij laat zich voortdurend in de schepping vallen. Steeds laat Hij zich vertrappen en wegvagen. Als ik lijden waarneem, zie ik de smart van God. Hij vraagt ons: Kun je niet een uur met mij waken? God is niet de Algenoegzame die het wel redt'. Intussen is onze rozenkrans af. We wandelen door het lieflijk glooiende landschap naar het huisje van Maria. 'Zo gij niet wordt als kinderen', hoor ik Jezus zeggen. Zo moeilijk is dat niet als je het goed nagaat. Als je je maar laat omhullen door liefde, weerloosheid en schoonheid. Mijn buurjongetje klimt op een grote steen om ons gebedssnoer hoog op te hangen. Zijn devotie ontroert en zegent me. En Maria ziet dat het goed is.

 
   « Artikelen overzicht