De donkere dagen
‘Niemand mag met kerst alleen zijn!’ Ook dit jaar is deze slogan weer van de partij. Ongetwijfeld goed bedoeld, want de man van de beroemde liefdesshow is warm en alleraardigst. Toch krimp ik iedere keer in elkaar als ik die uitroep hoor. ‘Gaan we dreigen?’ grom ik altijd terug. Voor mij klinkt zo’n zelfbedacht kerstgebod net zo verschrikkelijk als de vraag: ‘Wat doen we met moeder?’
Wellicht ben ik hier een beetje extreem in, maar laten we voor de kerstgrap eens onderzoeken wat mij mankeert. Ik geef toe dat ik als kind het woord ‘partijtje’ verwarde met ‘karweitje’. Veelzeggende verspreking. Natuurlijk heb ik me vervolgens net als iedereen moeten aanpassen aan de heersende mores. Maar juist op feesten en partijen voelde ik me eenzamer dan ooit. Ik verlangde naar nabijheid, zo erg zelfs dat ik geprobeerd heb daar mijn vak van te maken. In verwondering, in een karige boshut die veel weg heeft van een stal.
Waarom vind ik die nabijheid zelden in grote gezelschappen? En wat is nabijheid eigenlijk? Daar ben ik met veel struikelen en opkrabbelen achter gekomen. Merkwaardig dat ik dat kennelijk als kind al aanvoelde, maar net als zovelen legde ook ik mijn innerlijke stem het zwijgen op. We zijn zo geneigd onszelf te veronachtzamen of te veroordelen. Een menselijk drama dat juist rond de donkere dagen in zacht licht gezet wil worden.
Ons innerlijk kind verlangt naar zijn kribje. Niemand anders dan jijzelf kan jou op bed leggen. Misschien klinkt dit wat wazig. Maar toch hoef je iemand maar in de ogen te kijken om te zien of die persoon wel of niet thuis is. De afgeleide mens. Als ik met iemand moet praten die innerlijk daverend afwezig is voel ik me eenzamer dan als ik alleen ben. De sacrale ruimte van de nabijheid wordt dan ontheiligd door onachtzaamheid en loze woordenstromen.
Vaak hebben we de neiging afleiding en gezelschap te zoeken, niet uit plezier, maar omdat we ons niet op ons gemak voelen bij onszelf. Wat is daaraan te doen? Hoe richt je die binnen-kribbe in? Misschien allereerst door je hoofdkantoor te verlaten waar de tetterende rechtbank aan tafel zit. Als je afzakt naar je hart zal je al gauw merken dat het daar warm en stil toeven is. Wanneer je je oordelen op kerstreces stuurt laat je ook je vele rollen los, als een pasgeboren zuigeling die nog geen idee heeft wat hem te wachten staat. Daar kun je comfortabel relaxen in de zetel van het niet-weten
Merk je eenmaal dat je best leuk gezelschap bent voor jezelf, dan ontdek je misschien dat je bestemming is om eigen-wijs zijn. Ook dat kleine ventje in die voederbak was in de wieg gelegd om zijn eigen pad te zoeken. Op z’n twaalfde bleek het al een weglopertje te zijn. Hij trok zich weinig aan van de afspraken en regels die anderen bedacht hadden. Niet vreemd dus dat in zijn volwassen jaren de stilte van de woestijn zo lonkte.
In die woestijnleegte blijkt er iets wonderlijks te gebeuren: juist de mensen met wie ik me het meest verbonden voel hoef ik niet regelmatig te zien. Dat is een grote troost nu steeds meer geliefden om me heen sterven. De relatie zet zich voort, soms nog intenser dan voorheen. Het is wat astronauten vaak beschrijven. Die vliegen vol ongeduld het onbekende tegemoet. Maar als ze eenmaal in het onafzienbare heelal zweven en omkijken naar Moeder Aarde schieten ze vol. Echte verbinding ontstaat kennelijk pas als je jezelf onder de arm genomen hebt. Ja, daar is moed voor nodig. De kracht om kwetsbaar te zijn. God is mens geworden. Nu wij nog. Dat vieren we met kerst.
Hoe zou het zijn als we vriendschap met onszelf gesloten hebben en dan in vrijheid elkaar ontmoeten? Dan hoeven we onze ontroering niet te verbergen, ons niet te schamen voor onze tranen. Dan zie ik dat ik jou ben in een andere gedaante.
Daar is de vindplaats van tedere ontmoeting voor de brekebenen die we allen zijn. Laten we elkaar in die sacrale ruimte van de nabijheid zegenen en behoeden, ons aangezicht over elkaar laten lichten.Laten we elkaar genadig zijn, elkaar vrede geven. Niemand zal dan met kerst alleen zijn.