Als een ooi
Ooit beweerde de vader van mijn vriendinnetje dat het woord ‘monniken’ met twee k’s moest worden gespeld. Eigenwijs als ik blijkbaar op m’n elfde was, pakte ik de Dikke van Dale uit zijn kast. Maar koppigheid was ook die man niet vreemd. Toen hij zag dat het woordenboek maar één k voor monniken gebruikte, zei hij dat van Dale zich vergiste. Spelling. Mijn eigen vader hecht er zo aan, dat hij ons na het avondeten dictee gaf: ‘Burgemeester en burgerrrrrrrrvader!’ Zijn inspanningen wierpen vruchten af, want spellen kon ik als de beste. Tot de spelregels veranderden. Niet één keer, maar verwarrend vaak. Pannekoek of pannennnnnkoek? Geen idee. Is dat erg? Tikje weemoedig misschien.
Wat wel pijnlijk is, ontdek ik vandaag. Ik woon een dienst bij in de Oud-Katholieke kerk. Er wordt uit Jesaja gelezen. Een hele lap. Pas bij de laatste zin dringt het tot me door dat dit hoofdstuk 53 is. Dit hele stuk leerden wij op de basisschool uit het hoofd. ‘Als een ooi dat stil is bij haar scheerders.’ Maar zelfs de ontroerende cadans herken ik in deze nieuwe vertaling niet meer. Oude spelling, oude vertaling, kennelijk zit ik bomvol nutteloos geworden informatie. Het is alsof je volle rugzakje opengaat en het een leeglopende ballon blijkt te zijn die wegfladdert op de wind. Bye! Met een bibberig giecheltje zwaai ik ‘m na.