Advent
‘Mevrouw, is dat een bedstee?’ Ze hebben de jongste bediende gestuurd. Ik kraai om de prachtige kleur op de voordeur. ‘Dat is de grondverf, mevrouw.’ Zijn vrijmoedige oogopslag treft me. Er is iets dappers aan dit kleine jong. Wonderlijk hoe de lang verwachte huisschilder in zijn witte pak me stiekem een beetje ontroert. De adventsengel is piep dit jaar. Wie is het? Maar om hem nu meteen aan m’n kruisverhoor te onderwerpen, terwijl hij schuurt, rookt en ladders opklimt… Dan hoor ik hem buiten naar me roepen. ‘Bent u kunstenaar?’ Hij ziet allemaal mooie dingen namelijk. Ja, kijken kan hij goed. Hij zet z’n koptelefoon af. Mijn schildertje vertelt dat hij op z’n tiende uit huis is geplaatst. Hij kwam in het schildersbedrijf van z’n opa terecht. Die liet hem eerst drie jaar schuren. Vandaar de snotgladde voordeur. Toen zijn opa stierf, ging de jongen ervandoor. Veel te zwaar, met een biertje in zijn hand, hervond hij zich op een buitenlands terras. Zo kon het niet langer. Hij schreef een ‘brutaal briefje’ naar diverse schildersbedrijven en de mannen van dit dorp waren de enigen die reageerden. Hij kon meteen die maandag beginnen. Nu staat hij met zijn ranke lijfje vol overgave mijn eeuwenoude latjes te vervangen. Het vakmanschap van zijn wijze grootvader zie ik in zijn kleine handen. Zijn ogen zijn vol hoop. Ik ook.