Aandacht
Er staat een boze man bij de kassa. Een paar dagen geleden heeft hij hier bloemen gekocht. Die zijn nu dood. Vindt hij. Dus wil hij z’n geld terug. Per ongeluk blijf ik nieuwsgierig stilstaan achter hem. Hoeveel levensdagen zou hij voor zijn ruiker in gedachten hebben gehad? Een garantiebewijs zou wonderen doen. En wat is dood? In zijn vuist zie ik vooral een bos met levenservaring. Dood kan kennelijk ook een oordeel zijn. Soms woon ik vergaderingen bij waar minstens de helft van het gezelschap de indruk wekt allang vertrokken te zijn. Maar dat ligt dan aan mijn allergie voor onaandachtige vergadergenoten. Ik heb geen fut meer om op het stamelende antwoord van de verbijsterde kassaboy te wachten. Zojuist heb ik mijn kat moeten laten inslapen. Mijn geld hoef ik niet terug. Ze was onschatbaar. Van dit dier mocht ik de afgelopen tijd een belangrijke les ontvangen. Ze was oud, maar krachtig. Daarom was het voortdurend goed opletten hoe het met haar ging. At ze niet meer omdat ze haar dagen zat was, of had ze koorts die bestreden moest worden? Nu begrijp ik het verschil tussen jakkerend je plicht vervullen en kalm aandachtig aanwezig zijn. Die belangeloze toewijding raakte aan geluk. In mijn armen zag en voelde ik haar gaan. Echte aandacht vergt moed. Dat heb ik van een kat mogen leren. Onbetaalbaar.